Altijd actueel

Nieuws
Kabinet schetst opties voor lager box 3-forfait

Het forfait voor het belaste rendement op onder meer beleggingen en vakantiehuizen in box 3 gaat in 2026 fiks omhoog, zo is op Prinsjesdag bekendgemaakt. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft het demissionaire kabinet nu opties op een rij gezet om deze verhoging te verzachten voor onroerend goed. Maar het is nog maar de vraag of die opties ook politiek levensvatbaar zijn.

De regering draait in 2026 behoorlijk aan de knoppen van box 3 van de inkomstenbelasting. Op Prinsjesdag is aangekondigd dat het forfaitaire rendement op beleggingen en andere bezittingen omhooggaat naar 7,78%, tegen 5,88% in 2025. Onder deze bezittingen voor box 3 vallen onder meer een tweede woning, en daarnaast geldt dit veronderstelde rendement dus voor beleggingen in bijvoorbeeld aandelen. Dit is overigens niet de enige ingreep, want ook het heffingsvrije vermogen in box 3 wordt voor het eerst in jaren verlaagd. In 2025 is het vermogen tot een bedrag van € 57.684 per persoon vrijgesteld van belasting in box 3, maar in 2026 gaat die grens omlaag naar € 51.396.

Dekking nodig door uitstel nieuw box 3-stelsel

Het hogere forfait levert in 2026 en 2027 volgens het kabinet € 1,1 miljard extra per jaar op. En het lagere heffingsvrije vermogen is jaarlijks goed voor € 161 miljoen aan extra belastingopbrengsten. Dat geld is nodig om een tegenvaller in box 3 te dekken. Er wordt namelijk al tijden gewerkt aan een nieuw systeem voor de heffing op spaargeld en beleggingen, gebaseerd op het werkelijke rendement. Maar de invoering van dit stelsel is telkens uitgesteld, inmiddels tot begin 2028. Dat betekent dat het huidige stelsel met een aantal fictieve rendementforfaits langer van kracht blijft. Bovendien is er een tegenbewijsregeling van kracht. Daarmee kunnen belastingplichtigen aantonen dat zij in werkelijkheid minder rendement hebben gemaakt dan het forfait veronderstelt. Totdat het nieuwe stelsel er is, kunnen belastingplichtigen elk jaar voor het gunstigste regime kiezen. Dus ofwel het forfaitaire rendement, of het werkelijke rendement. Die keuzevrijheid levert een flink gat in de begroting op.

Bezitters van onroerend goed ontzien?

Het gat wordt dus onder meer gedicht met een hoger forfait op beleggingen en andere bezittingen. De Tweede Kamer heeft het kabinet eerder gevraagd wat de opties zijn om vooral bezitters van onroerend goed dat in box 3 valt tegemoet te komen. Die opties heeft staatssecretaris van Financiën Heijnen nu op een rij gezet in een brief, als startpunt voor een discussie met de Kamer. Heijnen noemt onder meer als optie om het forfait niet te verlagen, maar dan moet de dekking dus ergens anders vandaan komen. Een andere optie is om de zogeheten leegwaarderatio voor verhuurde huizen te actualiseren, maar dat is een traject van lange adem. Ook zou het vastgoedbezitters helpen om een kostenaftrek toe te voegen in de tegenbewijsregeling. Maar daar is tot nu toe niet voor gekozen en er zitten aardig wat haken en ogen aan.

Meer tegenbewijzen verwacht

Daarmee rijst de vraag dus of er voldoende draagvlak is voor alternatieve opties. Staatssecretaris Heijnen schrijft dat hij er graag over in gesprek gaat met de Kamer. Maar hij geeft ook aan dat het kabinet bij het vaststellen van de begroting de lastenmaatregelen al integraal heeft afgewogen. Heijnen schetst nog dat de lasten van het hogere forfait feitelijk terechtkomen bij belastingplichtigen met hogere rendementen, omdat belastingplichtigen met een laag werkelijk rendement gebruik kunnen maken van de tegenbewijsregeling. De staatssecretaris zegt in antwoorden op vragen over het Belastingplan dat er 40% meer tegenbewijzen worden verwacht door het verhogen van het forfait voor beleggingen en andere bezittingen.

Bron: Rendement Online


Bekijk ook